Zorgpad

Hartritmestoornissen

Bij een hartritmestoornis klopt het hart te snel, te langzaam of onregelmatig. Dit komt doordat de elektrische prikkel die de hartspier in beweging zet, verkeerd, te langzaam of te snel door het hart loopt. Onderzoek is nodig om te weten waar een ritmestoornis in het hart begint en wat voor ritmestoornis het precies is.

Symptomen

afhankelijk van het soort ritmestoornis (te snel, te langzaam of onregelmatig) zijn er verschillende symptomen mogelijk:

  • vermoeidheid
  • duizeligheid
  • flauwvallen
  • hartkloppingen

Als een arts vermoedt dat uw klachten te maken hebben met het hartritme, dan zijn er meerdere onderzoeken om de ernst en de oorzaak te achterhalen.

In eerste instantie worden vrijwel altijd deze onderzoeken uitgevoerd:

Hartfilmpje (ECG)

Een hartfilmpje ofwel ECG is een grafische weergave van de elektrische activiteit in de hartspier. De letters ECG staan voor ElektroCardioGram. Een ECG registreert de elektrische prikkel die de spiercellen in het hart laat samentrekken. De meeste hartziekten hebben gevolgen voor het prikkelgeleidingssysteem en laten daarom sporen na op een ECG.

Een ECG geeft dus veel informatie over hartziekten en wordt gebruikt om een eerste aanwijzing te krijgen over wat er aan de hand is met het hart. We kunnen uit een ECG bijvoorbeeld afleiden of u ritmestoornissen, geleidingsstoornissen of een (dreigend) hartinfarct heeft. Het onderzoek duurt maar een paar minuten.

 

De elektroden worden met plakkertjes op de borstkas bevestigd. De arts krijgt de uitslag in een grafiek op papier.

Het doet geen pijn
Het maken van een hartfilmpje is een eenvoudig onderzoek zonder risico’s. U krijgt een aantal plakkers op uw lichaam. Het duurt een paar minuten en doet geen pijn.

Een eerste indruk
Een hartfilmpje geeft alleen een eerste indruk. Als uit het hartfilmpje blijkt dat er mogelijk iets aan de hand is met uw hart, dan is er meestal verder onderzoek nodig.

Klik hier voor meer informatie in de folder.

Fietstest (fietsergometrie)

Dit is een onderzoek waarbij we kijken hoe het hart functioneert tijdens inspanning. Bij een hartfilmpje in rust zijn afwijkingen niet altijd te zien. Bij inspanning moet het hart harder werken. Het hart heeft daarbij meer behoefte aan energie en zuurstof. Daardoor worden afwijkingen beter zichtbaar.

Een inspanningstest kan worden uitgevoerd om:

  • Het lichamelijk inspanningsvermogen te bepalen;
  • De oorzaak van klachten in de borststreek te achterhalen;
  • Ritmestoornissen te beoordelen;
  • Het resultaat van een dotterbehandeling of bypassoperatie te controleren. U krijgt een paar elektroden met plakkertjes op uw rug en borst. Deze registreren uw hartritme. Tijdens het onderzoek wordt ook uw bloeddruk gemeten.

Een inspanningstest wordt meestal op de fiets (hometrainer) gedaan. De laborant vraagt u te starten met fietsen. De belasting wordt daarbij langzaam opgevoerd. Het onderzoek duurt ongeveer 20 minuten. De hartfunctielaborant en arts vergelijkt de opnames van de hartfilmpjes tijdens inspanning met de opnames in rust. Zo kunnen zij de oorzaak van de klachten vinden. De arts bespreekt de uitslag met u.

Er is geen voorbereiding voor nodig. Wel is het verstandig om voor de fietstest iets te eten.

Klik hier voor meer informatie over de fietstest in de folder.

Echo-onderzoek van het hart (Echo-dopplercardiogram)

Bij dit onderzoek brengen we uw hart in beeld met behulp van geluidsgolven. U krijgt een aantal plakkers op uw borst. Met het echoapparaatje kijkt de laborant vervolgens tussen de ribben door naar uw hart. Het echoapparaatje verzendt en ontvangt de geluidsgolven die worden vertaalt naar beelden op een monitor. Sommige weefsels en structuren laten meer geluidsgolven door dan andere weefsels. Hierdoor zijn er verschillende tinten zwart, wit en grijs op het scherm te zien.

Doppler
De dopplertechniek wordt gebruikt om de stroomsnelheid van uw bloed te meten. De bloedlichaampjes weerkaatsen de geluidsgolven en afhankelijk van de stroomsnelheid wordt dit in een hoger of lager geluid omgezet. Uit de toonhoogte wordt de snelheid en de richting van de bloedstroom afgeleid. Deze geluiden maken dus deel uit van het gehele onderzoek.

Het onderzoek geeft veel informatie over de anatomie van het hart, de pompfunctie, de werking van de hartkleppen en zelfs over de doorbloeding van het hart. Het onderzoek doet geen pijn en duurt ongeveer 10 tot 30 minuten.

Klik hier voor meer informatie over het doppler onderzoek in de folder.

Afhankelijk van de uitkomsten van deze onderzoeken kan de cardioloog nu vaststellen welke vorm van hartritmestoornis u heeft. Soms zijn nog verdere onderzoeken nodig om dit vast te kunnen stellen. 

Hieronder leest u meer over de verschillende vormen van hartritmestoornissen en eventuele verdere onderzoeken en behandelmogelijkheden. 

  1. Te lage hartslag

    Te lage hartslag (Bradycardie)

    Download nu de Behandelpad app

    Deze gratis app bevat handige informatie over onderzoeken, behandelingen, afdelingen en hulpverleners waar u mee te maken krijgt.

    Klik op het onderstaande logo voor de betreffende appstore:

    Bij bradycardie heeft u een te lage hartslag. De hartslag is dan minder dan 50 slagen per minuut. Het normale hartritme van een volwassen persoon is meestal 60 tot 70 slagen per minuut.

    Bradycardie hoeft niet altijd behandeld te worden. Getrainde sporters kunnen als zij rusten bijvoorbeeld ook een erg lage hartslag hebben. De hartritmestoornis bradycardie kan zorgen voor vermoeidheid, duizeligheid of hartkloppingen.

    Holteronderzoek

    Om bradycardie goed te kunnen vaststellen wordt soms nog een holteronderzoek uitgevoerd. Een holter is een dagregistratie van uw hartritme. Door gedurende een langere tijd uw hartritme te registreren kunnen bepaalde afwijkingen opgespoord worden, die op een ‘gewone’ ECG (hartfilmpje) niet zichtbaar zijn.

    We plakken vijf elektroden op uw borst. Deze elektroden worden verbonden met een recorder, die u bij u 24 uur draagt. Via deze recorder wordt uw hartslag geregistreerd. U krijgt een dagboekje mee, waarin u uw activiteiten beschrijft met de eventueel daarbij optredende klachten.

    Meer informatie over een holteronderzoek leest u in de folder.

    Een te lage hartslag hoeft meestal niet te worden behandeld. Bij zeer ernstige klachten kan een pacemaker operatie worden overwogen. 

    Daarover leest u hieronder meer.

    Pacemaker

    Een pacemaker is een klein apparaatje om de regelmaat van het hartritme te bewaken en te besturen. Zodra het hartritme een afwijking vertoont, geeft de pacemaker een klein stroomstootje af, waardoor het hart (boezems en kamers) weer op het juiste moment samentrekt. Dit gaat automatisch.

    De pacemaker wordt tijdens een operatieve ingreep onderhuids bij uw hart geplaatst. U hoeft hiervoor niet onder narcose, het inbrengen gebeurt onder plaatselijke verdoving. U wordt opgenomen op de afdeling dagbehandeling.

    Het inbrengen van de pacemaker (de implantatie) gebeurt op de hartkatheterisatiekamer.

    Afbeelding: De hartkatheterisatiekamer.

    De pacemaker wordt onder de huid boven uw rechter of linker borstspier geïmplanteerd en soms dieper in uw lichaam onder uw borstspier.
    De cardioloog of pacemakerspecialist heeft bij het intakegesprek met u besproken aan welke kant de pacemaker geplaatst wordt.

    Pocket
    Na een plaatselijke verdoving maakt de cardioloog een incisie (sneetje), net onder het sleutelbeen. Daarna maakt hij onderhuids wat ruimte (een pocket genoemd), waarin de pacemaker komt te liggen. Ondanks de verdoving kan het maken van deze pocket gevoelig zijn. Er kan dan altijd extra verdoving gegeven worden.

    Elektroden
    De cardioloog plaatst ook een of meer elektroden (draden) in uw hart. Daarvoor moet hij een ader opzoeken en aanprikken, die onder het sleutelbeen loopt. Met röntgenapparatuur bepaalt de cardioloog of de draden op de juiste plek zitten. Daarna sluit hij de pacemaker op de elektroden aan. De pacemaker wordt in de pocket gelegd. De cardioloog controleert of de pacemaker goed werkt. Daarna wordt de wond gehecht.

    Meer informatie over het plaatsen van een pacemaker leest u in de folder.

  2. Te hoge hartslag

    Te hoge hartslag (Tachycardie)

    Wat is het?

    Bij een te hoge hartslag is er sprake van een versnelde hartslag tussen de 100 en 240 slagen per minuut. Een normaal ritme bij een volwassen persoon is tussen de 60 en 70 slagen per minuut. 

    Oorzaken kunnen zijn:

    • Een oud hartinfarct met een litteken in de hartkamer.
    • Een bestaande hartaandoening.
    • Kransslagadervernauwing.
    • Medicijnen tegen hartritmestoornissen.

    Soms is een extra onderzoek nodig om de oorzaak vast te stellen:

    Elektrofysiologisch onderzoek (EFO)

    Met behulp van elektrofysiologisch onderzoek kunnen hartritmestoornissen verder worden onderzocht. Ook kan de arts aan de hand van dit onderzoek de juiste behandeling adviseren.

    Een elektrofysiologisch onderzoek (EFO) is een onderzoek waarbij expres hartritmestoornissen kunnen worden opgewekt. Dit gebeurt door een aantal dunne draadjes op diverse plaatsen in het hart te leggen. Nadat het normale hartritme is geregistreerd, dient de arts via deze draadjes elektrische impulsen toe. De arts kan nu de hartritmestoornissen heel nauwkeurig registreren.

    Door een hartritmestoornis uit te lokken kunnen de specialisten zien wat voor soort ritmestoornis het is en waar die precies ontstaat.

    Hoe verloopt het elektrofysiologisch onderzoek?
    De arts schuift een aantal elektrodekatheters via een ader naar het hart. De plek waar het bloedvat aangeprikt wordt, is dan plaatselijk verdoofd. Als de elektrodekatheters op de juiste plek liggen, wekt de arts een hartritmestoornis op via stroomstootjes of medicijnen. U kunt dit zelf ook voelen.
    De hartritmestoornis wordt vastgelegd op een hartfilmpje (ECG).

    Dit onderzoek wordt niet in het Albert Schweitzer ziekenhuis uitgevoerd. Uw cardioloog verwijst u hiervoor naar een gespecialiseerd ziekenhuis. In deze regio zijn dat het Erasmus MC in Rotterdam en het Amphia ziekenhuis in Breda.

    Behandelmogelijkheden

    Afhankelijk van de oorzaak van de hoge hartslag, zijn er verschillende behandelmogelijkheden. De cardioloog bespreekt met u welke behandeling in uw situatie van toepassing is. hieronder leest u meer over de verschillende behandelmogelijkheden.

    Medicijnen

    Er zijn veel soorten medicijnen om hartritmestoornissen te behandelen. Ze zorgen ervoor dat de ritmestoornissen minder vaak optreden en minder heftig zijn. Ze genezen de ritmestoornissen niet. Daarom moet u ze vaak elke dag gebruiken. Meestal krijgt u deze medicijnen in de vorm van tabletten of capsules. Als de ritmestoornis niet vanzelf overgaat, is het soms nodig om het hartritme in het ziekenhuis te herstellen. Daar kan de medicatie dan via een infuus worden toegediend. Medicijnen bij een ritmestoornis: verlagen de hartslag zorgen voor een regelmatige hartslag Kijk voor meer informatie over medicijnen bij een hartritmestoornis op de website van de Hartstichting

    Soms is behandeling met medicijnen niet voldoende en is een operatie nodig waarbij een inwendige of onderhuidse defibrilator ( ICD) wordt geïmplanteerd. Meer daarover leest u hieronder.

    Inwendige of onderhuidse Defibrilator(ICD)

    Een ICD is te vergelijken met een pacemaker. De ICD wordt onder de huid, meestal onder het linker sleutelbeen geplaatst. Vanuit de ICD lopen er geleidingsdraden (elektroden) via een bloedvat naar het hart. Hoeveel elektroden u nodig heeft, bepaalt de cardioloog en is afhankelijk van de aard van de aandoening en/of het type hartritmestoornis.

    De ICD verwerkt de hele dag informatie over het ritme van uw hart. Als er een ritmestoornis ontstaat die niet spontaan eindigt, dan kan de ICD het hartritme proberen te herstellen.

    Dit kan door een reeks korte en snelle elektrische pulsjes af te geven. Deze pulsjes doen geen pijn en meestal voelt u er als patiënt weinig van.

    Soms is de korte serie pulsjes niet voldoende om de ritmestoornis op te heffen. De ICD geeft dan een stroomstoot af, om het hartritme definitief te herstellen. Deze stroomstoot wordt een shock (schok) genoemd. Afhankelijk van de ritmestoornis kan de ICD ook direct een schok afgeven om de hartslag te normaliseren.

    De ICD komt ook in actie als de hartritme te laag is. In dat geval functioneert het als een gewone pacemaker.

    Het inbrengen van de ICD (implantatie) vindt plaats op de behandelkamer van de afdeling Hartkatheterisatie

    Afbeelding: De behandelkamer.

    Tijdens de implantatie ligt u op de behandeltafel. U ligt aangesloten aan diverse apparatuur (ECG-apparaat voor het maken van een hartfilmpje, bloeddrukband en zuurstofmeter). De ICD wordt onder de huid en onder uw borstspier geplaatst. Dit is bijna altijd bij de linkerschouder. De implantatie duurt gemiddeld 1½ uur. 

    De plaats waar de ICD wordt ingebracht wordt plaatselijk verdoofd. Dit betekent dat u tijdens de behandeling wakker bent. De implantatie is niet volledig pijnloos. Om de ICD te kunnen plaatsen, moet er ruimte onder de huid of spier gemaakt worden. Deze ruimte wordt de ‘pocket’ genoemd. Het maken van de pocket is niet geheel pijnloos. U krijgt hiervoor pijnstillende middelen.

    De elektrode(n) worden via een bloedvat in de schouderstreek opgeschoven naar uw hart. Hier worden deze op de juiste plaats tegen de hartwand aangelegd. Wanneer de ICD is geplaatst, wordt de wond gehecht.

    Na de implantatie is het soms nodig om de ICD te testen. Als de ICD wordt getest, wordt u hiervoor in slaap gebracht met een kort werkzaam slaapmiddel. Dit slaapmiddel wordt via een infuus in uw arm toegediend. Bij de test wordt de hartritmestoornis opgewekt, waarvoor de ICD geïmplanteerd werd. Hierna wordt u weer wakker gemaakt en gaat u terug naar de Dagbehandeling.

    Meer informatie over het plaatsen van een inwendige ICD leest u in deze folder.

    Soms hoeft de ICD niet inwendig te worden ingebracht maar kan het 'onderhuids'. Dit heet een S-ICD. De S-ICD wordt onder de huid, aan de linkerzijde van uw borstkas geplaatst, ter hoogte van de vijfde rib. De geleidingsdraad (elektrode) wordt evenwijdig en iets links van uw borstbeen onder de huid geschoven. Er worden géén geleidingsdraden via de bloedbaan in het hart bevestigd. (Dit wordt wel gedaan bij de ‘gewone’ ICD.) 

    Meer informatie over het plaatsen van een onderhuidse ICD leest u in deze folder

  3. Onregelmatige hartslag

    Onregelmatige hartslag

    Er zijn verschillende vormen van een onregelmatige hartslag. Dit hangt af van de onderliggende oorzaak. 

    Boezemfibrileren

    Boezemfibrilleren is een veel voorkomende hartritmestoornis en wordt ook wel atriumfibrilleren genoemd. Bij boezemfibrilleren heeft uw hart een onregelmatige hartslag die veel te hoog is. Bij een normaal hartritme ontstaat een elektrische prikkel in de sinusknoop; dit is een zenuwknoop in het hart. Deze prikkel verspreidt zich daarna over de boezems. Bij boezemfibrilleren of atriumfibrilleren ontstaan de elektrische prikkels niet op één plek, maar op diverse plaatsen. Deze prikkels bewegen snel en kriskras door elkaar en er ontstaat een onregelmatige hartslag.

    Meer informatie over boezemfibrileren vindt u in deze folder.

    Kamerfibrilleren

    Bij kamerfibrilleren worden uw hartkamers snel en chaotisch geprikkeld waardoor ze niet meer samentrekken. Bij kamerfibrilleren pompt uw hart geen bloed meer rond en kan er een hartstilstand ontstaan. Kamerfibrilleren komt minder vaak voor dan de hartritmestoornis boezemfibrilleren en gaat bijna altijd samen met andere hartproblemen. 

    Soms is een aanvullend onderzoek nodig om dit verder te onderzoeken.

    Implanteerbare hartritmerecorder

    De diagnose is soms moeilijk te stellen omdat een hartritmestoornis niet tijdens het spreekuur of tijdens een speciaal onderzoek hoeft op te treden.
    De juiste diagnose is gemakkelijker te stellen als het hartritme tijdens het optreden van de symptomen kan worden vastgelegd.

    Met een implanteerbare hartritmerecorder kan de elektrische activiteit van het hart continu worden geregistreerd, ook buiten de aanwezigheid van een arts.

    De implanteerbare hartritmerecorder wordt via een kleine snede boven in de borst onder de huid geplaatst. De procedure wordt onder lokale verdoving gedaan en duurt 15 tot 20 minuten. Na de implantatie registreert de implanteerbare hartritmerecorder 24 uur per dag maximaal 18 maanden lang het hartritme.

    Meer informatie over dit onderzoek leest u in de folder.

    Behandelmogelijkheden

    Afhankelijk van de oorzaak en de ernst van de aandoening zijn er verschillende behandelmogelijkheden.

    Medicijnen

    Er zijn veel soorten medicijnen om hartritmestoornissen te behandelen. Ze zorgen ervoor dat de ritmestoornissen minder vaak optreden en minder heftig zijn. Ze genezen de ritmestoornissen niet. Daarom moet u ze vaak elke dag gebruiken.

    Meestal krijgt u deze medicijnen in de vorm van tabletten of capsules.
    Als de ritmestoornis niet vanzelf overgaat, is het soms nodig om het hartritme in het ziekenhuis te herstellen. Daar kan de medicatie dan via een infuus worden toegediend.

    Medicijnen bij een ritmestoornis: verlagen de hartslag zorgen voor een regelmatige hartslag. Meer informatie over het gebruik van bloedverdunners bij hartritmestoornissen leest u in deze folder.  Kijk voor meer informatie over medicijnen bij een hartritmestoornis op de website van de Hartstichting

    Cardioversie

    Cardioversie is het toedienen van een kleine, gerichte stroomstoot, waardoor de elektrische activiteit van het hart vaak weer in een regelmatig ritme gebracht kan worden. Tijdens de cardioversie bent u in slaap, waardoor u niets voelt of merkt van de stroomstoot. Dit wordt ook wel ‘sedatie’ genoemd. Dit is meer dan een zogeheten roesje, maar minder dan een volledige narcose. Meer informatie over deze behandeling leest u in de folder.

    Pacemaker

    Een pacemaker is een klein apparaatje om de regelmaat van het hartritme te bewaken en te besturen. Zodra het hartritme een afwijking vertoont, geeft de pacemaker een klein stroomstootje af, waardoor het hart (boezems en kamers) weer op het juiste moment samentrekt. Dit gaat automatisch.

    De pacemaker wordt tijdens een operatieve ingreep onderhuids bij uw hart geplaatst. U hoeft hiervoor niet onder narcose, het inbrengen gebeurt onder plaatselijke verdoving. U wordt opgenomen op de afdeling dagbehandeling.

    Het inbrengen van de pacemaker (de implantatie) gebeurt op de hartkatheterisatiekamer.

    Afbeelding: De hartkatheterisatiekamer.

    De pacemaker wordt onder de huid boven uw rechter of linker borstspier geïmplanteerd en soms dieper in uw lichaam onder uw borstspier.
    De cardioloog of pacemakerspecialist heeft bij het intakegesprek met u besproken aan welke kant de pacemaker geplaatst wordt.

    Pocket
    Na een plaatselijke verdoving maakt de cardioloog een incisie (sneetje), net onder het sleutelbeen. Daarna maakt hij onderhuids wat ruimte (een pocket genoemd), waarin de pacemaker komt te liggen. Ondanks de verdoving kan het maken van deze pocket gevoelig zijn. Er kan dan altijd extra verdoving gegeven worden.

    Elektroden
    De cardioloog plaatst ook een of meer elektroden (draden) in uw hart. Daarvoor moet hij een ader opzoeken en aanprikken, die onder het sleutelbeen loopt. Met röntgenapparatuur bepaalt de cardioloog of de draden op de juiste plek zitten. Daarna sluit hij de pacemaker op de elektroden aan. De pacemaker wordt in de pocket gelegd. De cardioloog controleert of de pacemaker goed werkt. Daarna wordt de wond gehecht.

    Meer informatie leest u in de folder.

    Inwendige of onderhuidse Defibrilator(ICD)

    Een ICD is te vergelijken met een pacemaker. De ICD wordt onder de huid, meestal onder het linker sleutelbeen geplaatst. Vanuit de ICD lopen er geleidingsdraden (elektroden) via een bloedvat naar het hart. Hoeveel elektroden u nodig heeft, bepaalt de cardioloog en is afhankelijk van de aard van de aandoening en/of het type hartritmestoornis.

    De ICD verwerkt de hele dag informatie over het ritme van uw hart. Als er een ritmestoornis ontstaat die niet spontaan eindigt, dan kan de ICD het hartritme proberen te herstellen.

    Dit kan door een reeks korte en snelle elektrische pulsjes af te geven. Deze pulsjes doen geen pijn en meestal voelt u er als patiënt weinig van.

    Soms is de korte serie pulsjes niet voldoende om de ritmestoornis op te heffen. De ICD geeft dan een stroomstoot af, om het hartritme definitief te herstellen. Deze stroomstoot wordt een shock (schok) genoemd. Afhankelijk van de ritmestoornis kan de ICD ook direct een schok afgeven om de hartslag te normaliseren.

    De ICD komt ook in actie als de hartritme te laag is. In dat geval functioneert het als een gewone pacemaker.

    Het inbrengen van de ICD (implantatie) vindt plaats op de behandelkamer van de afdeling Hartkatheterisatie

    Afbeelding: De behandelkamer.

    Tijdens de implantatie ligt u op de behandeltafel. U ligt aangesloten aan diverse apparatuur (ECG-apparaat voor het maken van een hartfilmpje, bloeddrukband en zuurstofmeter). De ICD wordt onder de huid en onder uw borstspier geplaatst. Dit is bijna altijd bij de linkerschouder. De implantatie duurt gemiddeld 1½ uur. 

    De plaats waar de ICD wordt ingebracht wordt plaatselijk verdoofd. Dit betekent dat u tijdens de behandeling wakker bent. De implantatie is niet volledig pijnloos. Om de ICD te kunnen plaatsen, moet er ruimte onder de huid of spier gemaakt worden. Deze ruimte wordt de ‘pocket’ genoemd. Het maken van de pocket is niet geheel pijnloos. U krijgt hiervoor pijnstillende middelen.

    De elektrode(n) worden via een bloedvat in de schouderstreek opgeschoven naar uw hart. Hier worden deze op de juiste plaats tegen de hartwand aangelegd. Wanneer de ICD is geplaatst, wordt de wond gehecht.

    Na de implantatie is het soms nodig om de ICD te testen. Als de ICD wordt getest, wordt u hiervoor in slaap gebracht met een kort werkzaam slaapmiddel. Dit slaapmiddel wordt via een infuus in uw arm toegediend. Bij de test wordt de hartritmestoornis opgewekt, waarvoor de ICD geïmplanteerd werd. Hierna wordt u weer wakker gemaakt en gaat u terug naar de Dagbehandeling.

    Meer informatie leest u in de folder.

    Soms hoeft de ICD niet inwendig te worden ingebracht maar kan het 'onderhuids'. Dit heet een S-ICD. De S-ICD wordt onder de huid, aan de linkerzijde van uw borstkas geplaatst, ter hoogte van de vijfde rib. De geleidingsdraad (elektrode) wordt evenwijdig en iets links van uw borstbeen onder de huid geschoven. Er worden géén geleidingsdraden via de bloedbaan in het hart bevestigd. (Dit wordt wel gedaan bij de ‘gewone’ ICD.) 

    Meer informatie leest u in de folder

  4. Hartrevalidatie

    Hartrevalidatie

    Als u een hartprobleem heeft (gehad), is dat vaak ingrijpend voor u en uw familie. Er is tijd nodig om te beseffen wat er gebeurd is en de vragen komen vaak pas later. 

    Vragen als “wat is er nu precies aan de hand, wat kan ik nog, wat mag ik nog en hoe voorkom ik dat ik dit weer krijg?”

    Het hartrevalidatieprogramma is bedoeld voor patiënten die opgenomen zijn (geweest) voor een hartaandoening. Bij de polikliniek hartrevalidatie is ook veel aandacht voor partners of andere familieleden van hartpatiënten.

    Hartrevalidatie bestaat uit:

    • Voorlichting
    • Begeleiding
    • Fysiotherapie

    Het doel van de hartrevalidatie is dat u zo snel mogelijk weer zo goed mogelijk functioneert en op een verantwoorde manier leert omgaan met uw aandoening. 

    Kijk hier voor meer informatie over de Hartrevalidatie. 

    Lees hier de folder over Hartrevalidatie.

    Of bel de hartrevalidatieverpleegkundige: (078) 654 10 95

  5. Verder leven

    Verder leven met een hartritmestoornis

    Het is natuurlijk enorm schrikken als u hoort dat u een hartaandoening heeft. Er volgt een drukke tijd met onderzoeken en behandelingen. Vaak komen daarna de vragen pas. Wat is er eigenlijk allemaal gebeurd? Wat kan ik nog en wat mag ik nog? Met wie kan ik hierover praten?

    Dan kan het prettig zijn om eens te praten met andere mensen die hetzelfde hebben meemaakt. 
    Gelukkig zijn er mensen die graag delen hoe zij in het leven staan. Hoe zij omgaan met ziekte, zorg en hun omgeving. Off- en online. U vindt hen via de Harteraad. Dit is de patiëntenvereniging voor Hart- en vaatziekten. 

    Op de website van de Harteraad vindt u ook veel informatie over aandoeningen, onderzoeken en behandelingen en leest u over de laatste ontwikkelingen. 

    U kunt ook bellen met de Hartraad: tel: 088 11 11 600

    De afdeling Cardiologie van het Albert Schweitzer ziekenhuis organiseert samen met de Harteraad regelmatig een Hart&Vaatcafé. 

    In het Hart&Vaatcafé geven specialisten u actuele informatie over hart- en vaataandoeningen en de nieuwste ontwikkelingen daarbij. Ook ontmoet u er andere patiënten en hun familie en bespreekt u ervaringen en tips met elkaar. Bij ieder Hart&Vaatcafé staat een thema centraal.

    Kijk in de agenda voor een actueel overzicht van de data waarop er een café is.

Naar boven